8 december 2010

'Waarde Kameraad!' film van Ruud de Heus over Marinus van der Lubbe in twee afleveringen





De film 'Waarde Kameraad!' werd in 1967 gemaakt door Ruud de Heus, die net was afgestudeerd aan de Filmacademie in Amsterdam. Hij werd geïnspireerd door een artikelenserie van Igor Cornelissen over Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand, die in 1966 in het weekblad Vrij Nederland was verschenen. De Heus ging het reisdagboek van Van der Lubbe lezen, en werd geraakt door de toon en een geheel eigen zienswijze van Marinus : “Dat reisverslag is prachtig. Toen ik het had gelezen, wilde ik persé een film maken over de jongen, die zijn voetreis naar de Balkanlanden zo mooi had beschreven, bijna als een zondagsschilder.” (VPRO-gids Vrije Geluiden, nr. 15, april 1970). Ruud de Heus ging een filmprojekt bedenken waarin het reisdagboek de hoofdrol zou spelen; over de Rijksdagbrand had hij het aanvankelijk niet willen hebben.

Maar ja, schrijft De Heus in Vrije Geluiden, “als je over Van der Lubbe begint, zit je ook vast aan die Rijksdagbrand. En wanneer je daar je neus in steekt, val je gelijk in een beerput van leugens, verdachtmakingen, valse brieven, valse verklaringen, valse bekentenissen”. Ruud de Heus besloot in zijn film, die in 1967 als voorfilm in de bioscoop werd gedraaid, de schuldvraag omtrent de brandstichting open te laten. Waar het hem om ging was Marinus neer te zetten in een ander verband dan tot dan toe werd gezien. Ondanks het feit dat De Heus in zijn film ontwijkend is over de schuldvraag, werd hij in sommige media uitgemaakt voor de “neo-nazi De Heus”. Want wie alleen al de standaardversie van het verhaal, de communistische Bruinboek-versie, waarin Marinus als nazi-provocateur wordt afgeschilderd, ter discussie stelde, werd er in die tijd al gauw van beschuldigd de nationaal-socialisten “wit te wassen” en in de kaart te spelen van het heroplevende neo-nazisme in de Bondsrepubliek Duitsland.

In 1970 werd de film van De Heus op de Nederlandse televisie uitgezonden. Inmiddels was er in het publieke debat in Nederland een begin van twijfel ontstaan over de communistische versie van het Bruinboek, die toen nog te vinden was in alle toonaangevende historische boeken. In die verandering van denken over de Rijksdagbrand heeft de historicus Loe de Jong, die in 1969 het eerste deel publiceerde van zijn officiële geschiedschrijving over Nederland in de Tweede Wereldoorlog, een grote rol gespeeld. De Jong ging publiekelijk – op televisie en in de krant - het debat aan met Édouard Calic, die naar Nederland was gekomen om de vertaling te presenteren van zijn boek over de Rijksdagbrand, waarin Van der Lubbe wordt beschreven als een misbruikt slachtoffer van de nazi’s. Zich baserend op het baanbrekende onderzoek, dat begin jaren 1960 werd gepubliceerd door de Duitse historicus Fritz Tobias, toonde Loe de Jong overtuigend aan hoe het boek van Calic wemelt van onbewezen veronderstellingen, verdachtmakingen, suggesties en feitelijke onjuistheden. Het meest gangbare standpunt (brand gesticht door de nazi’s, Van der Lubbe erin geluisd als pion) begon terrein te verliezen aan de opvatting dat Marinus zelf initiatiefnemer en enige brandstichter is geweest.

In deze omstandigheden kon Ruud de Heus in 1970 schrijven: “Sommigen zien een probleem. Een theorie die de nazi’s van schuld vrijpleit, is erg welkom in sommige kringen in West-Duitsland. Bovendien rijd je er de familie Van der Lubbe, die al jaren voor rehabilitatie van Marinus knokt, mee in de wielen [voor de familie Van der Lubbe, in de persoon van Rinus’ broer Jan, betekende rehabilitatie dat Marinus onschuldig was aan de brandstichting]. Ik denk er nu zo over: een werkelijke rehabilitatie van Marinus van der Lubbe is alleen mogelijk als we leren inzien dat zijn brand een grote en moedige en belangrijke daad was, en dat een mens het recht heeft om Rijksdagen in brand te steken als Adolf Hitlers de macht grijpen en de wereld zwijgt.”

Ruim veertig jaar nadat de film is uitgebracht, is 'Waarde Kameraad!' nog steeds waardevol door een schat aan getoond archiefmateriaal uit het Duitsland en Nederland van de jaren 1930. Tussen dit filmmateriaal valt onder meer een reconstructie van de Rijksdagbrand op, waarbij het parlementsgebouw in lichterlaaie staat. Deze beelden zijn na de Tweede Wereldoorlog in speelfilms van het voormalige communistische Oost-Europa gemanipuleerd om te suggeren dat zo’n enorme brand nooit door één persoon gesticht kan zijn. Nog steeds worden deze beelden tegenwoordig in allerlei documentaires als zogenaamd ‘archiefmateriaal’ gepresenteerd, terwijl zij vervalst zijn.

Het gesproken commentaar bij de film getuigt van een – zeker voor die tijd - onafhankelijke zienswijze en bevat veel informatie. Wie het door Ewald Vanvugt bewerkte en gesproken commentaar nog eens rustig wil nalezen, kan op deze link klikken (met een rechtermuisklik in een nieuw venster, of tabblad, te openen).

Wat de titelrol van de film betreft, volgen hier de belangrijkste credits:

Marinus van der Lubbe: gespeeld door Frans Dolmans;
Reisdagboekfragmenten: geschreven door Marinus van der Lubbe;
Commentaar: bewerkt en gelezen door Ewald Vanvugt;
De ‘tekst uit 1934’ : een gedicht van Willem Elsschot getiteld ‘Van der Lubbe’;
Fotografie: Guido Paulussen;
Montage: Nouchka van Brakel;
Beeldresearch en productie: Tom Burghard;
Script en regie: Ruud de Heus.

Met dank aan de oude kameraden van Marinus die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze film.

20 oktober 2010

Rijksdagbrandproces





Op 21 september 1933 werd het proces tegen Marinus van der Lubbe en de vier communistische medeverdachten door het Rijksgerechtshof in Leipzig geopend. Daarvan bestaat een mooi filmpje van Polygoon Journaal, toen er nog geen televisie bestond en iedereen naar de bioscoop ging.

Als een misdadiger wordt Marinus, in zijn boevenpakje en zwaar geboeid, binnengebracht. De vier communistische medeverdachten verschijnen keurig in pak met stropdas. Daarmee is de toon al gezet.

Op YouTube kom je voornamelijk filmpjes tegen, die de complottheorie hanteren dat Marinus een sukkel was en erin geluisd door de nazi's. Op dat vlak houdt dit Polygoon Journaal zich gedeisd. Er is geen gesproken commentaar, je hoort alleen het geruis in de rechtszaal en de opening van het proces door de rechtbankvoorzitter Wilhelm Bünger. Klik op onderstaande video:

8 mei 2010

De geheime dienst en Marinus van der Lubbe



Veel Leidenaars kenden Marinus van der Lubbe al van vóór de Rijksdagbrand als een bekend straatagitator. Hij trok de aandacht door zijn optreden als werklozenactivist, waarbij hij demonstraties aanvoerde of uit protest de ruiten ingooide bij de Sociale Dienst. Ook speelde hij een belangrijke rol in de communistische jeugdbeweging van Leiden. Ruim vier jaar voerde hij er als communist energiek actie. Dag en nacht was ie in de weer, hij debatteerde, kalkte leuzen, schreef en plakte manifesten, stond tot diep in de nacht krantjes te stencillen om ze de volgende dag bij de fabriekspoorten en stempellokalen van de werklozen uit te delen.

Door zijn vele activiteiten werd Marinus scherp in de gaten gehouden door de politie in Leiden en de geheime dienst in Den Haag. De geheime dienst heette indertijd Centrale Inlichtingendienst (C.I.). In de meidagen van 1940, bij de Duitse inval, werd het archief van de C.I. door ambtenaren in Den Haag ogenblikkelijk vernietigd. Het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING) heeft in de afgelopen jaren een poging tot reconstructie gedaan van de rapporten van de C.I. in het interbellum, die her en der - onder meer op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau - bewaard bleken te zijn. In het kader van deze reconstructie zijn alle gevonden documenten gescand, in een database-systeem opgeslagen en voor onderzoek beschikbaar gesteld: raadpleeg de volgende website

Marinus gaf indertijd ook een krantje voor scholieren uit: De Por. Daarmee hebben de Leidse politie en de Centrale Inlichtingendienst zich uitvoerig bezig gehouden tot aan de ministers van Onderwijs en Justitie toe, zo blijkt uit de databank van het ING. Er waarde kennelijk een spook door Leiden omdat Van der Lubbe uit porren ging. "Mijn gehele personeel", schreef de Leidse commissaris van politie R.J. Meyer destijds in een geheim rapport, "zowel de rechercheurs als het geüniformeerde personeel kent hem. Van der Lubbe is wat men pleegt te noemen 'een brutale vlerk', die steeds het politiepersoneel 'zuigt'. Mijn personeel is zeer op hem gebeten en van hem wordt niets door de vingers gezien. [...] Ik kan hieraan nog toevoegen dat de gedragingen van Van der Lubbe door mijn personeel zoveel mogelijk worden nagegaan."

Lees voor de rapportage van de Centrale Inlichtingendienst verder op... 

24 april 2010

Werkloozenkrant



In het korte leven van Marinus van der Lubbe (hij werd op 24-jarige leeftijd onthoofd) kun je min of meer drie ‘etappes’ onderscheiden, waarin hij steeds meer radicaliseerde en naar links opschoof. Al heel jong – hij was zestien jaar – sloot hij zich aan bij de communistische jeugdbond De Zaaier in Leiden. Dat bracht hem binnen enkele jaren in konflikt met de leiding van de Communistische Partij, waaronder De Zaaier ressorteerde. Marinus was te rebels en deed te veel dingen op eigen houtje zonder de partijleiding om toestemming te vragen. Na zijn definitieve breuk met de Communistische Partij, in april 1931, neemt hij deel aan de radencommunistische GIC (Groep van Internationale Communisten), waartoe een aantal vrienden van hem, onder wie Piet van Albada, behoorden. Deze groepering was op den duur te ‘intellectualistisch’ voor Marinus, en in de loop van 1932 sluit hij zich aan bij de LAO, de Linkse Arbeiders Oppositie, een groep radencommunisten die vooral in Rotterdam aktief was. Eduard Sirach was een van de voormannen in de LAO. Marinus colporteert samen met zijn vriend Simon Harteveld in Leiden met de Spartacus, het orgaan van de LAO. Tegenover de GIC, die propaganda voor de groei van de massabeweging vooropstelde, wilde de LAO deze groei bevorderen door het uitlokken van klassenkonflikten.
In dit verband kan de brandstichting door Marinus van der Lubbe in de Rijksdag te Berlijn worden bezien, als sein voor de Duitse arbeidersklasse om op te staan tegen het Hitler-fascisme, en tegen het kapitalisme in het algemeen.
In de loop van oktober-november 1932 gaf Marinus samen met enkele kameraden in Leiden de Werkloozenkrant uit. Daarin worden volslagen autonome ideeën ontvouwd. Van dit gestencilde krantje is het Nederlandse origineel tot nu toe onvindbaar. Dankzij de kameraden van het Internationale Van der Lubbe Comité beschikken we evenwel over een integrale Franse vertaling. In het archief van André Prudhommeaux, dat geraadpleegd kan worden op het IISG te Amsterdam, bevinden zich de knipsels van drie nummers van de Werkloozenkrant, die gepubliceerd werden in Le Flambeau, Brest, 1933-1934. Volgens Prudhommeaux was Marinus de initiatiefnemer en belangrijkste redakteur van de Werkloozenkrant. Zie ook Marinus van der Lubbe, Carnets de route de l’incendiaire du Reichstag et autres écrits, samengesteld door Yves Pagès en Charles Reeve (Éditions Verticales, Parijs, 2003), waarin de drie nummers van de Werkloozenkrant integraal – in het Frans – zijn gepubliceerd.

Wie het lukt om het Nederlandse origineel van de Werkloozenkrant op te duikelen, doet volgens mij een waardevolle ontdekking in het kader van Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand.

21 april 2010

Rijksdagbrand opnieuw belicht




De vraag wie de Rijksdag, het Duitse parlement, op 27 februari 1933 in brand heeft gestoken, nadat Hitler een maand eerder tot rijkskanselier was benoemd, is aanleiding geweest tot verbitterde debatten. Meteen na de brand schoven nazi’s en communisten elkaar de schuld in de schoenen en raakte de eenmansactie van Marinus van der Lubbe ondergesneeuwd door de propagandaslag van beide totalitaire grootmachten, fascisme en bolsjewisme, waartussen de versie van Marinus zelf: een sein tot opstand van het Duitse proletariaat, gemangeld werd. Alleen een handvol kameraden probeerde tegen de stroom in te roeien maar werd nauwelijks gehoord.

Na de Tweede Wereldoorlog was het algemene gevoelen dat de nationaal-socialisten de ware aanstichters van de brand waren geweest. De uitdrukking ‘Rijksdagbrand’ werd zelfs een algemeen aanvaarde term om naar een door de staat geregisseerde provocatie te verwijzen met het doel de oppositie uit te schakelen. Toen de Duitse vrijetijdshistoricus Fritz Tobias rond 1960 met overvloedige bewijzen aantoonde dat Van der Lubbe wel degelijk op zijn eentje had gehandeld, kreeg hij een storm van kritiek te verduren op grond van de drogreden: als je de nazi’s ‘vrijpleit’ van betrokkenheid bij de Rijksdagbrand, dan trek je in principe hun schuld in twijfel wat al hun andere misdaden betreft. Ondertussen is de these van de eenmansversie in recente standaardwerken over de NS-periode volmondig overgenomen, zoals door de Britse historicus Ian Kershaw in zijn Hitler-biografie.

Slechts een klein groepje historici, die zich profileren als aanhangers van de Zwitserse historicus Walther Hofer, blijven onverminderd vasthouden aan de these van de naziprovocatie. Zij putten uit precies dezelfde processtukken als de Duitse justitie in 1933, die vergeefs zocht naar bewijzen van een communistische samenzwering, om er omgekeerd het bestaan van een nazicomplot uit te concluderen. Op die manier zijn zij, uit naam van een heilig soort antifascisme, slachtoffer van het achterhaalde complotdenken over de Rijksdagbrand.
Er zijn ook auteurs die op grond van al deze complottheorieën van de weeromstuit een soort algemeen ‘anticomplotdenken’ ontwikkelen, waardoor elke analyse van de provocaties van de kant van de staat, in welke vorm dan ook, teniet wordt gedaan. Deze dogmatische manier van anticomplotdenken wordt met name verdedigd door Charles Reeve en Yves Pagès, die in 2003 Van der Lubbe’s reisjournaal, artikelen en brieven in het Frans uitgaven. Toen de Éditions Antisociales in 2004 de Franse vertaling uitbracht van mijn brochure over Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand, maakte ik van de gelegenheid gebruik om in een uitvoerig gedocumenteerd nawoord de polemieken rondom de Rijksdagbrand samen te vatten en de drogredenen daarover te ontzenuwen. Vervolgens heb ik dit nawoord in het Nederlands bewerkt voor een uitgave bij de Dolle Hond. Deze brochure Van Rijksdagbrand tot heden: hoe geschiedenis gemanipuleerd wordt verscheen in 2006 en is bij de bekende adressen (onder meer bij Het Fort van Sjakoo te Amsterdam) te verkrijgen. Zie voor de tekst deze link (met een rechtermuisklik te openen in een nieuw tabblad of in een nieuw venster).

In NRC Handelsblad van 2 februari 2007 verscheen een mooie recensie door Bart van der Steen. Lees verder op...

17 april 2010

Uitgeverij de Dolle Hond



Vorig jaar publiceerde Uitgeverij de Dolle Hond de vijfde druk van mijn brochure over Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand. Deze tekst was eerder verschenen in het Jaarboek der sociale en economische geschiedenis van Leiden en omstreken 1999 (Dirk van Eck-Stichting, Leiden, 2000). De brochure is onder meer verkrijgbaar in Het Fort van Sjakoo in Amsterdam, zie http://www.fortvansjakoo.nl/. Bestellen kan ook bij dollehon@dds.nl en je krijgt de brochure per post opgestuurd.

Rechts op de foto staat Marinus van der Lubbe. Naast hem zijn kameraad Henk Holverda. Deze prentbriefkaart werd in april 1931 gedrukt om tijdens de voet- en lifttocht door Oost-Europa onderweg te verkopen voor hun levensonderhoud.

Voor de tekst van de brochure klik op deze link (met een rechtermuisklik kun je de link in een nieuw tabblad, of in een nieuw venster, openen). Helaas is deze tekst zonder illustraties, zoals in de gedrukte versie weergegeven.






16 april 2010

Het Internationale Van der Lubbe Comité



Dit portret van Marinus is in de jaren dertig door een mij onbekende (Franse?) tekenaar gemaakt en gepubliceerd door het indertijd uiterst actieve Internationale Comité ter Verdediging en Rehabilitatie van Marinus van der Lubbe. Het Internationale Van der Lubbe Comité werd in de zomer van 1933 opgericht door Alphonse Barbé en André Prudhommeaux in Frankrijk en Lo Lopes Cardozo in Amsterdam, en stelde zich ten doel zoveel mogelijk materiaal over Van der Lubbe te verzamelen en te publiceren, terwijl Marinus in Berlijn gevangen zat. Vooral in de Franse bladen Le Semeur en Le Flambeau verscheen een stroom aan achtergrondartikelen; het Reisdagboek van Marinus, opgetekend tijdens zijn voet- en lifttocht door Duitsland en Oost-Europa in 1931, en een aantal brieven werden er in de loop van 1933-34 gepubliceerd; La Revue anarchiste publiceerde in maart 1934 een special over Van der Lubbe.

Het Internationale Van der Lubbe Comité had steunpunten in onder meer Engeland, België, Zwitserland en Amerika. Guy Aldred, radencommunist in Glasgow, publiceerde een aantal artikelen over Van der Lubbe in The New Spur, in België was Ernestan (pseudoniem van Ernest Tanrez) heel actief en schreef vooral in het weekblad Le Rouge et le Noir, in Amerika verscheen in het maandblad Man!, uitgegeven door Marcus Graham in San Francisco, een aantal opmerkelijke artikelen, en in Zwitserland nam Luigi Bertoni, in Il Risveglio (Genève), deel aan de campagne ter verdediging van Marinus van der Lubbe.

Alle hier vermelde publicaties kunnen geraadpleegd worden in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, zie http://www.iisg.nl/. Daar bevindt zich ook het archief van Prudhommeaux: de André Prudhommeaux Papers, waarin een dossier zit over het 'Comité international Van der Lubbe' uit de jaren dertig.